dinsdag 13 maart 2012

A Pale Blue Dot


We succeeded in taking that picture [from deep space], and, if you look at it, you see a dot. That's here. That's home. That's us. On it, everyone you ever heard of, every human being who ever lived, lived out their lives. The aggregate of all our joys and sufferings, thousands of confident religions, ideologies and economic doctrines, every hunter and forager, every hero and coward, every creator and destroyer of civilizations, every king and peasant, every young couple in love, every hopeful child, every mother and father, every inventor and explorer, every teacher of morals, every corrupt politician, every superstar, every supreme leader, every saint and sinner in the history of our species, lived there on a mote of dust, suspended in a sunbeam.

The earth is a very small stage in a vast cosmic arena. Think of the rivers of blood spilled by all those generals and emperors so that in glory and in triumph they could become the momentary masters of a fraction of a dot. Think of the endless cruelties visited by the inhabitants of one corner of the dot on scarcely distinguishable inhabitants of some other corner of the dot. How frequent their misunderstandings, how eager they are to kill one another, how fervent their hatreds. Our posturings, our imagined self-importance, the delusion that we have some privileged position in the universe, are challenged by this point of pale light. Our planet is a lonely speck in the great enveloping cosmic dark. In our obscurity – in all this vastness – there is no hint that help will come from elsewhere to save us from ourselves. It is up to us. It's been said that astronomy is a humbling, and I might add, a character-building experience. To my mind, there is perhaps no better demonstration of the folly of human conceits than this distant image of our tiny world. To me, it underscores our responsibility to deal more kindly and compassionately with one another and to preserve and cherish that pale blue dot, the only home we've ever known.

- Carl Sagan, Pale Blue Dot: A Vision of the Human Future in Space, p.6


dinsdag 28 februari 2012

Saas Grund/Fee



Na 14 jaar opnieuw op de latten ... en op de babypiste :-)


 Mijn collega-leerlingen

 





Relaxen en ... de noodzakelijke après-ski!






vrijdag 17 februari 2012

Walter Van Beirendonck vraagt faillisement aan

Creativiteit, cash en crisis; Walter, kommer en kwel



Enkele jaren geleden zei Walter nog dat het beter ging. Hij at niet meer elke dag spaghetti. Nu vraagt hij het faillissement aan voor de bvba W die zijn geweldige conceptstore uitbaat, en ook zijn bvba Big waarin zijn ontwerpen en designs zijn ondergebracht, zou het niet zo goed doen. Slecht nieuws, voor de meest uitbundige van de Zes die pas nog een overzichtstentoonstelling had in het Momu, die kind aan huis is bij U2 en een god in Japan. Geen garantie om geld te verdienen dus.

Ontwerpers die het halen, die alom gekende namen worden - en af en toe zelfs op restaurant kunnen -, hebben haast altijd sterke financiers achter zich. Of levenspartners die de zakelijke kant van het bedrijf op zich nemen. Typevoorbeelden zijn Yves Saint Laurent en Pierre Bergé. De kleine prins en de kleine mandarijn. Wie gebruikte wie, en wie heeft er nu het meest gehad aan de samenwerking, daar is men het in de Parijse salons nog steeds niet over eens.

Zeker is dat de fijngevoelige Saint Laurent zonder Bergé niet had overleefd in het vermoeiende en harde milieu dat de mode is. Idem voor John Galliano en Steven Robinson – “Hij beschermt me voor alles en iedereen, zodat ik alleen nog creatief moet zijn”, aldus Galliano, die na de dood van Robinson het zielige hoopje ellende van het overbekende YouTubefilmpje werd. Coco Chanel en de Wertheimer-broers, Dior en de textieltycoon Boussac; iedereen heeft financiële ruggensteun nodig en een goede zakelijke omkadering.

Misschien zijn Belgische ontwerpers te individualistisch. Te gericht op controle en alles zelf in handen willen houden. Geboren zelfstandigen. Misschien willen ze geen toegevingen doen aan een groot luxeconglomeraat, geen compromissen sluiten om de investeerder te plezieren, en aan het eind kunnen zeggen: I did it my way. Het voorbeeld van de eigenzinnige eerste Zes in gedachten, die – zo denken we – het helemaal alleen hebben gedaan.

En dat klopt gedeeltelijk. Dries Van Noten is een van de weinigen die niet alleen creatief talent maar ook zakelijk instinct in zijn DNA heeft. Hij is nog steeds auto-financier, maar steekt niet onder stoelen of banken dat hij heel veel aan zijn zakenpartner Christine Mathys heeft gehad. Martin Margiela vormde een onklopbaar duo met Jenny Meirens. Ann Demeulemeester heeft na jaren solo zwoegen en zweten de discrete maar gepassioneerde Anne Chapelle in huis gehaald.

En dan nog. “Mode eet je op en spuugt je uit”, zei Lacroix ooit tegen me, als aanduiding hoe zwaar het was. Hij vroeg in 2009 het faillissement aan. Door de economische crisis werden enkele bestellingen afgezegd, winkels gingen failliet en betaalden niet, en die doos vol facturen was voldoende om de grote Lacroix te doen kapseizen. Ongeveer hetzelfde scenario speelde zich af bij Veronique Branquinho die er ook in 2009 de brui aan gaf. Mode vraagt om eindeloze stromen creativiteit en cash. Een bestelling minder, een huisbaas die de huur verdubbelt… Veel is er niet nodig.

Ik ben triest voor Walter. Hij is nog steeds directeur van de befaamde Antwerpse Modeacademie, dus ik hoop dat er nog spaghetti op tafel kan komen. Ik ben triest voor België, dat we zo’n zalige winkel moeten missen. En boos op mezelf, dat ik er nooit genoeg gekocht heb. 



bron: weekendknack.be